Verende buffers, voor goederenwagens, rijtuigen en locomotieven
De oudste rijtuigen en wagens kregen meestal de zgn"stangenbuffers" met eenvoudige rechte huls. Deze zijn tot ca 1920 nog op nieuw gebouwd materieel aangebracht. Enkele series die in Duitsland waren gebouwd (o.a. voor de NBDS) kregen vanaf ca. 1900 viervoudig open buffers (niet in het assortiment).
De tweevoudig open buffers kwamen pas met de komst van de vierassige couperijtuigen na 1905 vollop in gebruik. Deze kregen achter de bufferbalk een evenwichtsinrichting waaraan de bufferstelen waren verbonden om zo verder op- en neer te kunnen meebewegen met het lange materieel.
Er waren ook "normale" tweevoudig open buffers. Op het goederenmaterieel zijn deze pas bij overgang naar NS vaker toegepast.
Na 1930 werden op veel vierassige rijtuigen de wat eerder ontwikkelde "Uerdinger ringfeder" buffers toegepast. Deze vrij massieve buffers hebben we (nog) niet in het assortiment. Ze vervingen in eerste instantie met name de open buffers op de vierassers omdat zo de evenwichtsinrichting kon vervallen. Bij de ringveer buffers was dit niet meer nodig door de langere veerweg. Na 1940 zijn ze op veel nieuw materieel toegepast, ook goederenwagens.
Bolle- en platte buffers:
Vanaf de kopzijde naar het model gezien komt de bolle buffer steeds aan de linker zijde.
Assemblage (niet voor locomotief buffers):
Monteer eerst de hulzen en breng pas na het schilderen de stelen met veertjes aan. De buffersteel met het dikkere deel ca 1mm in de huls drukken en aan de achterzijde het dunne pennetje haaks ombuigen zodat e.e.a opgesloten is.
Montage locomotief buffers:
Deze zijn zodanig geconstrueerd dat aan de achterzijde geen pennetje van de buffersteel door steekt. Zo kunt u ze vlak op een bufferbalk monteren.
Haal de delen van de gietboom en vijl de voorzijde van de bufferstelen glad, twee zijn iets bol, twee zijn geheel vlak. Ook de achterzijde van de bufferhuls vlak schuren. Breng het veertje aan in de huls, steek de steel erin. Vervolgens gaat het dunne messing draadje door de gaatjes net achter het randje voorop de bufferhuls. Het gaat door het sleufgaatje in de bufferstelen. Als de buffer soepel veert e.e.a. los halen en pas na het schilderen of chemisch zwarten definitief monteren waarbij u het draadje haaks ombuigt en de einde vervolgens afknipt.
Bij personentrein locomotieven werden de buffers aan de voorzijde gepolijst (blank staal).
|
Normale prijs
€8,50
Normale prijs
Eenheidsprijs
/
per
|
|
Kan beschikbaarheid voor afhalen niet laden |
|---|
We leveren verschillende soorten verende buffers. Elke set bevat 4 messing hulzen en 4 stalen bufferstelen (bij NS locbuffers is alles messing gietwerk).
Bij de buffers is er verschil in grootte van de bufferschijven:
Ruwweg geld dat locomotieven en rijtuigen die langer dan ca 14cm in model zijn grotere bufferschijven hadden en de overige kleine schijven.
Zie verder naar beneden voor beschrijving van de verschillende soorten en hun toepassing. De montage uitleg zstaat geheel onderaan deze pagina.
De oudste rijtuigen en wagens kregen meestal de zgn"stangenbuffers" met eenvoudige rechte huls. Deze zijn tot ca 1920 nog op nieuw gebouwd materieel aangebracht. Enkele series die in Duitsland waren gebouwd (o.a. voor de NBDS) kregen vanaf ca. 1900 viervoudig open buffers (niet in het assortiment).
De tweevoudig open buffers kwamen pas met de komst van de vierassige couperijtuigen na 1905 vollop in gebruik. Deze kregen achter de bufferbalk een evenwichtsinrichting waaraan de bufferstelen waren verbonden om zo verder op- en neer te kunnen meebewegen met het lange materieel.
Er waren ook "normale" tweevoudig open buffers. Op het goederenmaterieel zijn deze pas bij overgang naar NS vaker toegepast.
Na 1930 werden op veel vierassige rijtuigen de wat eerder ontwikkelde "Uerdinger ringfeder" buffers toegepast. Deze vrij massieve buffers hebben we (nog) niet in het assortiment. Ze vervingen in eerste instantie met name de open buffers op de vierassers omdat zo de evenwichtsinrichting kon vervallen. Bij de ringveer buffers was dit niet meer nodig door de langere veerweg. Na 1940 zijn ze op veel nieuw materieel toegepast, ook goederenwagens.
Bolle- en platte buffers:
Vanaf de kopzijde naar het model gezien komt de bolle buffer steeds aan de linker zijde.
Assemblage (niet voor locomotief buffers):
Monteer eerst de hulzen en breng pas na het schilderen de stelen met veertjes aan. De buffersteel met het dikkere deel ca 1mm in de huls drukken en aan de achterzijde het dunne pennetje haaks ombuigen zodat e.e.a opgesloten is.
Montage locomotief buffers:
Deze zijn zodanig geconstrueerd dat aan de achterzijde geen pennetje van de buffersteel door steekt. Zo kunt u ze vlak op een bufferbalk monteren.
Haal de delen van de gietboom en vijl de voorzijde van de bufferstelen glad, twee zijn iets bol, twee zijn geheel vlak. Ook de achterzijde van de bufferhuls vlak schuren. Breng het veertje aan in de huls, steek de steel erin. Vervolgens gaat het dunne messing draadje door de gaatjes net achter het randje voorop de bufferhuls. Het gaat door het sleufgaatje in de bufferstelen. Als de buffer soepel veert e.e.a. los halen en pas na het schilderen of chemisch zwarten definitief monteren waarbij u het draadje haaks ombuigt en de einde vervolgens afknipt.
Bij personentrein locomotieven werden de buffers aan de voorzijde gepolijst (blank staal).
