Beurtvaartschip 31m, kunststof bouwset. Art. K-804 en K-805

Ga direct naar productinformatie
1 van 10

Het origineel, ingezet tussen ca. 1880 en 1970

Als voorbeeld dienen diverse stoom beurtvaarders gebouwd in de jaren 1875-1920.  Vele daarvan kregen later een dieselmotor (ook uit deze set te bouwen).
Ze voeren oorspronkelijk lijndiensten op vaste routes tussen de grote steden. De particuliere schepen voeren om beurten op deze routes wat bekend werd als beurtvaart.
Er zijn twee verschillende modellen voor de romp verkrijgbaar die in de praktijk nog jarenlang naast elkaar zijn doorgebouwd. Zie verder naar beneden voor meer informatie.

Inzet:

De beurtschepen kende flink gevarieerde vrachten. Soms ging ook de eigenaar mee om zijn goederen bij aankomst te verhandelen. Daartoe waren diverse schepen ingericht voor gecombineerd vracht- en passagiersvervoer. De passagiers konden buiten plaats nemen op het achterdek waaronder zich ook wel een luxe salon bevond (het passagiersverblijf). Dit kwam met name bij de schepen die tot 1900 werden gebouwd voor. Daarna nam het aantal reizigers snel af door opkomst van het treinverkeer en de vele interlokale trams.

Varianten, vrijwel alle in model te maken op basis van deze bouwset:

Deze schepen kwamen in zeer veel varianten voor, vrijwel geen enkel schip was echt gelijk. Iedere werf bouwde met andere details en ook de afmetingen van laadruimen of plaats van de aandrijving verschilde steeds een beetje.
De totale lengte was op bepaalde routes wel grotendeels gelijk omdat sluizen hier de beperkende factor waren. Het type dat model staat voor deze bouwset was meestal tussen de 31 en 35 meter lang en ca. 5 meter breed.
In latere jaren zijn veel van deze schepen nog enkele meters verlengd maar dat blijft hier buiten beschouwing.

Bij bouw waren deze schepen alle van stoom aandrijving voorzien. Hoewel al rond de eeuwwisseling de eerste diesel motoren opkwamen werden deze stoomschepen nog tot in de jaren ’20 gebouwd. Voor het rivier opwaarts varen was een behoorlijk zware aandrijving nodig en het duurde een tijd voordat dieselmotoren duurzaam, sterk en kosten efficiënt genoeg waren als alternatief. Met name de Kromhout gloeikop dieselmotoren waren later erg succesvol.

Verbouwingen:

Doorgaans ging de stoominstallatie zo’n 40 jaar mee. Vanaf de jaren ’20 werden de eerste schepen al naar diesel omgebouwd zodra de stoominstallatie versleten was hoewel er ook vele gewoon een nieuwe ketel kregen. Tot in de jaren ’50 voeren er nog diverse schepen met stoom op de binnenvaart, daarna waren de meeste inmiddels naar diesel omgebouwd.

Schepen die werden omgebouwd ondergingen meestal meer wijzigingen. Het hele dek met opbouw boven de ketel moest immers worden verwijderd om erbij te kunnen om een nieuwe aandrijving in te bouwen. Door afname van het aantal reizigers kwam de passagiersruimte bij veel schepen te vervallen of werd deze flink verkleind. De stuurhut en opbouw konden nu verder naar achteren worden geplaatst zodat er meer laadruimte voor vracht ontstond.
De stuurhut kwam voortaan vrijwel altijd boven de ketel te staan en niet erachter door nieuwe constructies voor het koppelen van het stuurwiel met het roer.

De hoge verschansing ter hoogte van de laadruimen werd in latere jaren meestal verlaagd om het laden en lossen te vereenvoudigen. Dit gold ook voor schepen die o.a. tussen Amsterdam en het noorden voeren via de Zuiderzee. Nadat de afsluitdijk gereed was kwam hier geen grote golfslag meer voor.

Indeling en laadgerei (hijsmasten):

Veel schepen hadden twee laadruimtes met een laadmast in het midden. Bij veel schepen zijn vanaf de jaren ’50 beide helften later tot één ruim samengevoegd waarbij het laadgerei (laadmast) verviel. Zeker als ze vaste routes hadden tussen havens waar kranen beschikbaar waren. De schepen die losgestorte vracht vervoerde kende ook geen laadgerei meer omdat ze alleen nog mechanisch werden gelost.
De schepen die na de jaren ’50 zijn verbouwd werden zo veelal nog minder herkenbaar dan voorheen. De opbouw had bij veel schepen wat weg van de normale binnenvaart schepen met een verhoogde woonruimte achterop en ver achterop geplaatste stuurhut boven de inmiddels compacte dieselmotor.

Museale schepen:

Zelfs nu zijn er nog meerdere van de oudste schepen in de vaart (zelfs de oudste uit ca. 1880 nog). Na de vele verbouwingen door de jaren heen zijn ze vrijwel onherkenbaar op de vorm van de romp na.
De meeste exemplaren die nog bestaan zijn inmiddels bezit van liefhebbers, vrijwel alleen nog maar voorzien van diesel motoren. De opbouw is nog maar in weinig gevallen in min of meer oorspronkelijke vorm behouden.
In de museumhaven van Groningen ligt nog een stoombeurtvaartschip, de “Stanfries X”. Dit schip is uiterlijk teruggebouwd naar de toestand rond 1910. Verder is het schip “Vereeniging” in Almere behouden maar de restauratie daarvan zal nog lange tijd gaan duren. In de museumhaven van Rotterdam ligt de “Janssen 61” die is voorzien van een gemoderniseerde opbouw met dieselmotor. Aan de afsluitdijk ligt al vele jaren het schip “Meppellerdiep” te wachten op betere tijden…

De verschillen tussen beide bouwsets betreffen alleen de vorm van de romp, alle overige onderdelen zijn gelijk
Bouwset K-804:
Dit is het oudste type met spitse voorzijde die al rond 1880 gebouwd werden.
Bouwset k-805:
Wat latere modellen (vanaf ca. 1890) hadden een wat minder spitse boeg. Het voorbeeld van dit schip had zoals vele, een vrij hoge gesloten zijkant (verschansing) met uitneembare openingen. Dit maakte ze ook geschikt voor ruwer water zoals enkele grote rivieren en vaart over de toen nog open Zuiderzee.

Zoektermen: Schip, schepen, boot, boten

Normale prijs €87,50
Normale prijs Aanbiedingsprijs €87,50
Aanbieding Uitverkocht

Inzetperiode commercieel ca. 1900 tot 1970, daarna museaal tot op heden

Complete bouwset met zeer veel extra onderdelen als verschillende stuurhutten, machinekamers, ruimen enz.  om zo veel verschillende varianten te kunnen bouwen. Voorzien van uitgebreid etswerk met  extra fijne details zoals b.v. leuningen, stuurwielen en katrollen. Download hieronder de handleidingen:
Download HIER de "Handleiding art k804 beurtvaartschip 31m MK Modelbouwstudio"
Download HIER de "Algemene Handleiding scheepsmodellen MK Modelbouwstudio"

Het origineel, ingezet tussen ca. 1880 en 1970

Als voorbeeld dienen diverse stoom beurtvaarders gebouwd in de jaren 1875-1920.  Vele daarvan kregen later een dieselmotor (ook uit deze set te bouwen).
Ze voeren oorspronkelijk lijndiensten op vaste routes tussen de grote steden. De particuliere schepen voeren om beurten op deze routes wat bekend werd als beurtvaart.
Er zijn twee verschillende modellen voor de romp verkrijgbaar die in de praktijk nog jarenlang naast elkaar zijn doorgebouwd. Zie verder naar beneden voor meer informatie.

Inzet:

De beurtschepen kende flink gevarieerde vrachten. Soms ging ook de eigenaar mee om zijn goederen bij aankomst te verhandelen. Daartoe waren diverse schepen ingericht voor gecombineerd vracht- en passagiersvervoer. De passagiers konden buiten plaats nemen op het achterdek waaronder zich ook wel een luxe salon bevond (het passagiersverblijf). Dit kwam met name bij de schepen die tot 1900 werden gebouwd voor. Daarna nam het aantal reizigers snel af door opkomst van het treinverkeer en de vele interlokale trams.

Varianten, vrijwel alle in model te maken op basis van deze bouwset:

Deze schepen kwamen in zeer veel varianten voor, vrijwel geen enkel schip was echt gelijk. Iedere werf bouwde met andere details en ook de afmetingen van laadruimen of plaats van de aandrijving verschilde steeds een beetje.
De totale lengte was op bepaalde routes wel grotendeels gelijk omdat sluizen hier de beperkende factor waren. Het type dat model staat voor deze bouwset was meestal tussen de 31 en 35 meter lang en ca. 5 meter breed.
In latere jaren zijn veel van deze schepen nog enkele meters verlengd maar dat blijft hier buiten beschouwing.

Bij bouw waren deze schepen alle van stoom aandrijving voorzien. Hoewel al rond de eeuwwisseling de eerste diesel motoren opkwamen werden deze stoomschepen nog tot in de jaren ’20 gebouwd. Voor het rivier opwaarts varen was een behoorlijk zware aandrijving nodig en het duurde een tijd voordat dieselmotoren duurzaam, sterk en kosten efficiënt genoeg waren als alternatief. Met name de Kromhout gloeikop dieselmotoren waren later erg succesvol.

Verbouwingen:

Doorgaans ging de stoominstallatie zo’n 40 jaar mee. Vanaf de jaren ’20 werden de eerste schepen al naar diesel omgebouwd zodra de stoominstallatie versleten was hoewel er ook vele gewoon een nieuwe ketel kregen. Tot in de jaren ’50 voeren er nog diverse schepen met stoom op de binnenvaart, daarna waren de meeste inmiddels naar diesel omgebouwd.

Schepen die werden omgebouwd ondergingen meestal meer wijzigingen. Het hele dek met opbouw boven de ketel moest immers worden verwijderd om erbij te kunnen om een nieuwe aandrijving in te bouwen. Door afname van het aantal reizigers kwam de passagiersruimte bij veel schepen te vervallen of werd deze flink verkleind. De stuurhut en opbouw konden nu verder naar achteren worden geplaatst zodat er meer laadruimte voor vracht ontstond.
De stuurhut kwam voortaan vrijwel altijd boven de ketel te staan en niet erachter door nieuwe constructies voor het koppelen van het stuurwiel met het roer.

De hoge verschansing ter hoogte van de laadruimen werd in latere jaren meestal verlaagd om het laden en lossen te vereenvoudigen. Dit gold ook voor schepen die o.a. tussen Amsterdam en het noorden voeren via de Zuiderzee. Nadat de afsluitdijk gereed was kwam hier geen grote golfslag meer voor.

Indeling en laadgerei (hijsmasten):

Veel schepen hadden twee laadruimtes met een laadmast in het midden. Bij veel schepen zijn vanaf de jaren ’50 beide helften later tot één ruim samengevoegd waarbij het laadgerei (laadmast) verviel. Zeker als ze vaste routes hadden tussen havens waar kranen beschikbaar waren. De schepen die losgestorte vracht vervoerde kende ook geen laadgerei meer omdat ze alleen nog mechanisch werden gelost.
De schepen die na de jaren ’50 zijn verbouwd werden zo veelal nog minder herkenbaar dan voorheen. De opbouw had bij veel schepen wat weg van de normale binnenvaart schepen met een verhoogde woonruimte achterop en ver achterop geplaatste stuurhut boven de inmiddels compacte dieselmotor.

Museale schepen:

Zelfs nu zijn er nog meerdere van de oudste schepen in de vaart (zelfs de oudste uit ca. 1880 nog). Na de vele verbouwingen door de jaren heen zijn ze vrijwel onherkenbaar op de vorm van de romp na.
De meeste exemplaren die nog bestaan zijn inmiddels bezit van liefhebbers, vrijwel alleen nog maar voorzien van diesel motoren. De opbouw is nog maar in weinig gevallen in min of meer oorspronkelijke vorm behouden.
In de museumhaven van Groningen ligt nog een stoombeurtvaartschip, de “Stanfries X”. Dit schip is uiterlijk teruggebouwd naar de toestand rond 1910. Verder is het schip “Vereeniging” in Almere behouden maar de restauratie daarvan zal nog lange tijd gaan duren. In de museumhaven van Rotterdam ligt de “Janssen 61” die is voorzien van een gemoderniseerde opbouw met dieselmotor. Aan de afsluitdijk ligt al vele jaren het schip “Meppellerdiep” te wachten op betere tijden…

De verschillen tussen beide bouwsets betreffen alleen de vorm van de romp, alle overige onderdelen zijn gelijk
Bouwset K-804:
Dit is het oudste type met spitse voorzijde die al rond 1880 gebouwd werden.
Bouwset k-805:
Wat latere modellen (vanaf ca. 1890) hadden een wat minder spitse boeg. Het voorbeeld van dit schip had zoals vele, een vrij hoge gesloten zijkant (verschansing) met uitneembare openingen. Dit maakte ze ook geschikt voor ruwer water zoals enkele grote rivieren en vaart over de toen nog open Zuiderzee.

Zoektermen: Schip, schepen, boot, boten

Alle details bekijken