NS 4500 - Kunststof ombouwset, ex. NBDS (1917-1949)

Ga direct naar productinformatie
1 van 5
Inhoud bouwset:

De bouwset bestaat uit een kunststof kap, dom, schoorsteen, pomp, tender, veiligheid, buffers, krikken enz. Verder zijn veel onderdelen in messing bijgeleverd zoals losse handrailhouders, lantaarnijzers, lantaarns, ketelappendages enz. Een deel van de handgrepen is ter vereenvoudiging van de bouw als etsdeel bijgesloten maar er zijn ook voldoende losse handgreep houders verpakt om alle handgrepen hiermee op te bouwen.
Voor de opschriften word de belijning compleet als transfers bijgeleverd samen met verschillende messing nummerplaten.

Te gebruiken Roco donorloc:

Het maakt voor de ombouw niet uit welke versie van de BR 57 u gebruikt mits dit het Roco model is. De kit is uitdrukkelijk niet geschikt voor andere modellen of fabrikanten!

Er zijn door Roco enkele versies geleverd met een geheel zwart frame en zwarte wielen. Die zijn voor de NS versie wel wat makkelijker omdat dan de wielen niet alsnog zwart geschilderd moeten worden. De oudere en nieuwere uitvoeringen verschillen technisch in de constructie van de tenderaandrijving maar dat maakt voor de bouw niet uit, de kit is voor beide versies geschikt.

Digitaalgebruik:

Het model is net als de Roco loc, niet standaard voorbereid voor digitaal gebruik met een NEM stekker. De binnenzijde van de ketel is hol uitgevoerd zodat hier ruimte is voor inbouw van een decoder. De loc zelf is voorzien van stroomafnemers die via een stroomvoerende koppeling naar de tender wordt gevoerd. Daardoor kan de decoder eenvoudig tussen de stroomafnemers en de aansluitdraden van de tenderkoppeling worden aangesloten.

Aanvullende optie, Mabuchi motor:

Naar wens kunt u bij de ombouw ervoor kiezen de Roco motor te vervangen door een sterkere Masima of andere motor. We hebben een geschikte Mabuchi motor met wormwiel beschikbaar. Het belangrijkste voordeel is ruimtewinst voor extra gewicht of een decoder in de tender.
Als u de bouwbeschrijving opent (zie bovenaan deze pagina) dan vind u daarop alle informatie en mogelijkheden.

Geschiedenis serie NS 4501-4504:

Deze locs waren bij aanschaf door de N.B.D.S. (Noord Brabant Duitsche Spoorweg maatschappij) de grootse goederenlocomotieven van Nederland. De N.B.D.S. kocht de locs voor het rijden van de steeds zwaarder wordende kolentreinen vanuit het Ruhrgebied. De Nederlandse kolenindustrie stelde in die tijd nog maar weinig voor, bijna alle kolen werden geïmporteerd uit Duitsland. De onderbouw was van Duits standaard ontwerp zoals toegepast op o.a. de Pruisische serie G-08. De bovenbouw, met name de ketel, was zoveel mogelijk gelijk aan die van de N.B.D.S. sneltrein machines serie NS 3500 "Blauwe Brabanders". Net als die locs werden ook deze machines in het blauw afgeleverd. Helaas brak kort na bestellen de Eerste Wereldoorlog uit zodat de aflevering flink werd vertraagd. Uiteindelijk kwam pas na 3 jaar (einde 1917) de eerste loc naar Nederland, kort daarop gevolgd door de tweede. De locomotieven konden direct aan de slag, door de oorlog waren de leveringen van kolen erg wisselend en soms kwamen er dusdanig veel wagens tegelijk de grens over dat alle opstelsporen langs te lijn en te Boxtel (overgave punt aan SS) vol liepen...

De laatste twee locs kwamen pas in 1920 in dienst toen de N.B.D.S. al was overgenomen door de SS. De locs werden direct in het SS appelgroen afgeleverd. Ook de andere twee locs werden vrijwel direct na de fusie overgeschilderd in SS huisstijl. Bij zowel de SS als later NS werden de locomotieven in eerste instantie ingedeeld voor dezelfde taak, het rijden van kolentreinen. Dit keer echter vanuit Limburg waar, na te merken hoe afhankelijk Nederland was van het buitenland, door de staat een groot aantal eigen kolenmijnen was geopend. NS liet in 1923 een vergelijkbaar type locomotief bouwen, de NS serie 4600 zodat ze niet langer uitsluitend kolentreinen reden. In 1924 werden de vierassige tenders geruild met de drieassige tenders van de NS 3500 ("Blauwe Brabanders").

Samen met de NS 4600-en werden ze in de loop der jaren verspreid over het land ingezet voor het rijden van zware goederentreinen. Ze waren meestal gestationeerd te Amsterdam en in diverse depots in het zuiden van het land maar soms voor enkele jaren ook te Zutphen, Nijmegen Utrecht of Roosendaal. In de oorlog waren een aantal locomotieven in Arnhem gestationeerd voor diensten in Duitsland.
Na 1945 bleken de NS 4502 en 4504 te beschadigd voor herstel. Twee jaar later zijn ze uiteindelijk afgevoerd. De twee overgebleven locomotieven werden nog wel ingezet maar door de grote instroom van buitenlandse locs waren ze als kleine deelserie al snel overbodig. Alle machines zijn eind 1945 vernummerd in NS 4251-4254 om plaats te maken voor de nieuwe Engelse War Department locs serie NS 4400-4500.

Kleurstelling - uitvoeringen:

De locomotieven hebben hebben 4 verschillende kleurstellingen gehad, voor een complete beschrijving zie verderop op deze pagina. In het kort kunt u het model in de volgende uitvoeringen opbouwen:

  • NBDS 1917-1919 Blauw geschilderd met goud-rode opschriften en diverse rood-witte biezen
  • SS 1919-1924 Appelgroen met roodbruin frame en wielen, zwart-witte biezen
  • NS 1925-1931 Grasgroen met zwarte onderzijde
  • NS 1931-1949 Standgroen (donkergroen) met zwarte onderzijde

De grasgroene NS kleurstelling kan nog tot minimaal 5 jaar na de genoemde periode zijn voorgekomen aangezien locomotieven eens per 6 jaar volledig overgeschilderd werden, uitgezonderd bij tussentijds groot werkplaatsbezoek.

Aangezien niet 100% zeker is wanneer de nieuwe NS locomotievenkleur in 1924 is ingevoerd kan het zijn dat de locs ondanks de tenderwisseling de SS kleurstelling hebben behouden. De NS 3500 hadden immers een gelijke kleurstelling op dat moment. Zo kan een "SS groene" NS 4500 met drieassige tender nog enkele jaren dienst hebben gedaan tot de eerstvolgende schilderbeurt.

Kleurstelling voor de NBDS versie (1917-1919)
De locomotieven die bij NBDS "donker marineblauw" werden geschilderd kregen alle een gelijk schilderpatroon, gebaseerd op dat van de NS serie 3500 "Blauwe Brabanders":
Blauw:
De hele bovenbouw inclusief dom. Het frame met wielen, cilinderbeplating, zijrand van de voetplaat, opstaptreden enz. met uitzondering van de hieronder genoemde delen.
Zwart:
Rookkast met schoorsteen (behalve de kroon), voetplaat, achterzijde vuurkist, trekker en veer van de veiligheid , bladveren aan de onderzijde van de loc, bufferbalken tussen loc en tender, deurtjes tussen loc en tender, wielbanden, buffers (behalve de voorzijde), voorzijde en binnenzijde van de tender, alle ijzeren pijpen, dak aan de bovenzijde, opstaptreden (ziet de verticale delen, alleen de trede zelf waar men op gaat staan), trek- en remwerk, lantaarnijzers, alle niet bewerkte en verder benoemde delen, lantaarns (behalve de rand aan de voorzijde en de ontluchter aan de bovenzijde), leuningen, gereedschapkist op de tender, de bovenste rand van de tender, diverse brede biezen.
Rood :
De bufferbalken, de "groef" in de koppelstangen, binnenzijde machinistenhuis, spoorstaaf ruimers, grond van de nummerplaten. Mogelijk waren ook de wielen rood*.
Staal
Blank gepolijst staal werden o.a. de koppelstangen en drijfwerk, handgrepen van het machinistenhuis en tender, handrail op de ketel en aan de voorzijde op de rookkast, bufferschijven, stalen delen in het machinistenhuis, cilinderdeksels en pennen aan de voorzijde.
Messing:
Blank gepolijst en gepoetst messing werden de letters en randen van de fabrieks- en of nummerschilden, bekleding van de veiligheid (pijpjes, niet de voet), brede buitenrand van de lantaarns, ontluchter op de lantaarns, handwiel van de rookkast sluiting, injecteurs, fluit, tenderbel, deksels van de tenderaspotten, diverse leidingen.
Koper:
De rand van de beglazing in de lantaarns, leidingen van de injecteurs, schoorsteenkroon, deksels van de tenderaspotten.
Hout:
De (eiken) houten schuifruiten in de zijwand van het machinistenhuis werden in “natuurkleur gelakt”.

Kleuren van de biezen bij de NBDS:
Randen:
Diverse randen zijn zwart geschilderd met het ook op kans op schede (afspringen van verf) bij gebruik. Met zwart kunnen deze veel voorkomende schades onopvallend worden bijgewerkt.
De buitenranden van de zij- en achterwanden van de tender en de voor- en zijwanden van het machinistenhuis ca 40mm breed. Daarlangs is een zeer smalle rode bies ter breedte van 5 a 10mm aangebracht.
De buitenranden van de opstaptreden en de randen van de cilinderbekleding zijn ook zwart geschilderd, nu slechts ca 25mm breed en ook voorzien van dunne rode bies.
De bufferbalk is rondom ook van een ca 25mm brede zwarte rand voorzien maar nu met een lichtgele bies.

Het blauw werd indertijd ook wel benoemd als “Calledonian Blue”. De letters N.B.D.S. op de tenders en het nummer achterop de loc werden goud met vermiljoen rode schaduwranden. Het nummer op de voorbufferbalk werd in goud met witte schaduwrand geschilderd.
De randen van de tender zij- en achterwand en de zij- en achterkant van het machinistenhuis waren voorzien van zwarte banden met rode lijnen waardoor “panelen” ontstonden. Binnen deze panelen werden op enige afstand twee biezen aangebracht. Als eerste een bredere witte bies en op enige afstand een dunne rode lijn. Deze extra sierlijnen vervielen rond 1917, waarschijnlijk uit kostenbesparing. Op de fabrieksfoto van de in 1917 geleverde loc NBDS 118 zijn de dunnen rode en witte bies niet aanwezig. Ook op een foto van NBDS loc 35 in 1918 te Utrecht zijn de biezen niet langer aanwezig. Alleen de dikkere zwarte afzetbanden bleven gehandhaafd. Waarschijnlijk hebben beide aan de NBDS geleverde locs nog net wel de dunnen biezen gehad aangezien de bestelling al van voor 1917 open stond.

* Opmerking:
Over de kleur van de wielen van de NBDS machines is wel enige onduidelijkheid ontstaan naar aanleiding van o.a. fabrieksfoto’s van Hohenzollern A.G. die de laatste twee “Blauwe Brabanders” en de zware goederentrein locs 118 en 119 bouwde. Hierop lijkt er een duidelijk contrast te zijn tussen de wielen en de rest van de blauwe machine. Dit kan erop duiden dat de wielen bij deze laatste exemplaren een andere kleur hadden, mogelijk rood zoals in Duitsland gebruikelijk was. Op de fabrieksfoto’s van Beyer & Peacock die de rest van de serie had gebouwd is dit verschil niet te zien.

Kleurstelling voor de Staatsspoorversie (1919-1924)
De locomotieven serie 4500 werden volgens het laatste schilderschema voorzien van biezen en kregen een grasgroen kleur met roodbruine onderzijde. Pas in 1924 is een nieuwe kleur voor de NS locs ingevoerd en in 1925 is pas begonnen met het daadwerkelijk overschilderen.

Appelgroen:
De hele bovenbouw met uitzondering van de hieronder genoemde delen.
Roodbruin:
Alles onder de voetplaat tenzij anders benoemd, zijrand van de voetplaat. Alle frame- en wielspaak randen waren met een dunne rode bies afgezet (in model te dun om aan te brengen, ca 8mm in werkelijkheid). De "groef" in de koppelstangen werd waarschijnlijk roodbruin als de rest van het frame.
Zwart:
Rookkast met schoorsteen (behalve de kroon), voetplaat, achterzijde vuurkist, trekker en veer van de veiligheid , bladveren aan de onderzijde van de loc, bufferbalken tussen loc en tender, deurtjes tussen loc en tender, wielbanden, buffers (behalve de voorzijde), voorzijde en binnenzijde van de tender, alle ijzeren pijpen, dak aan de bovenzijde, opstaptreden (ziet de verticale delen, alleen de trede zelf waar men op gaat staan), trek- en remwerk, lantaarnijzers, alle niet bewerkte en verder benoemde delen, lantaarns (behalve de rand aan de voorzijde en de ontluchter aan de bovenzijde), leuningen, gereedschapkist op de tender, de bovenste rand van de tender, diverse brede biezen.
Rood:
De bufferbalken, binnenframeplaten met tussensteunen voor binnenliggend drijfwerk, binnenzijde van het machinistenhuis behalve de spatborden (zwart), inkleuring van de bronzen nummerplaten.
Staal:
Blank gepolijst staal werden o.a. de koppelstangen en drijfwerk, handgrepen van het machinistenhuis en tender, handrail op de ketel en aan de voorzijde op de rookkast, bufferschijven, stalen delen in het machinistenhuis, cilinderdeksels en pennen aan de voorzijde.
Messing:
Blank gepolijst en gepoetst messing werden de letters en randen van de fabrieks- en of nummerschilden, bekleding van de veiligheid (pijpjes, niet de voet), brede buitenrand van de lantaarns, ontluchter op de lantaarns, handwiel van de rookkast sluiting, injecteurs, fluit, tenderbel, deksels van de tenderaspotten, diverse leidingen.
Koper:
De rand van de beglazing in de lantaarns, leidingen van de injecteurs, schoorsteenkroon.
Hout:
De (eiken) houten schuifruiten in de zijwand van het machinistenhuis werden in “natuurkleur gelakt”.

Biezen bij de Staatsspoorwegen:
De biezen van de SS locomotieven waren zwart, afgezet aan beide zijdes met een lichtgele rand (tot 1899 aan 1 zijde aangebracht als "schaduw" bies). De in model voorkomende rode kleur voor de dunne afzetbanden is in de praktijk niet voorgekomen, mogelijk door verwarring met de afzetlijnen van het zwart op de randen. Wel lijken de ketelbanden soms niet voorzien van afzetlijnen, zeker in de periode na 1910.

Kleurstelling voor de NS versie (1925-1957)
Grasgroen: 1925-1936
Pas in 1924 is een nieuwe kleur voor de NS locs ingevoerd en in 1925 is pas begonnen met het daadwerkelijk overschilderen. Die wordt benoemd als “grasgroen” of “lichtgroen”, in 1925 in een verslag verwoord als “groen, de nieuwe kleur voor locomotieven”. Deze kleur bleek nog aanwezig achter de nummerplaten van de NS 2100 en komt redelijk overeen met RAL 6010.

Standgroen 1931-1957
In een overleg op 8 juni 1931 tussen de Chefs van de werkplaatsen uit 1931 wordt het volgende opgemerkt:
“Chmw. deelt mede, dat hem door Da. verzocht is, de lichtgroene kleur der locomotieven te vervangen door een donkerdere kleur. Aangezien hiertegen geen bezwaar blijkt te bestaan, beslist Chef materieel en werkplaatsen dat de locomotieven voortaan moeten worden geschilderd in de groene kleur der rijtuigen.”
Vanaf dat moment worden de rijtuigen en locs alle in dezelfde donkergroene kleur geschilderd, beter bekend als "standgroen", genoemd naar het soort verf op basis van standolie en niet omdat het een "standaard" verfkleur is...
In de praktijk duurt het veelal minimaal 5 jaar voordat een stoomloc een complete schilderbeurt kreeg dus tot minimaal 1936 hebben er nog grasgroene locomotieven gereden.

Rond 1950 is de groene kleur nogmaals gewijzigd in een wat hardere kleur die we ook nu nog kennen van veel museum materieel. Slechts een klein aantal museale rijtuigen zijn in het oorspronkelijke standgroen (soort donker olijfgroen) geschilderd zoals het "ovalen ramer" rijtuig bij de Stoomtrein Goes-Borsele. De stoomlocomotieven hebben tot het einde deze oude kleur groen behouden.

Het schilderschema werd bij NS vereenvoudigd door de frames en wielen voortaan geheel zwart te schilderen in plaats van roodbruin bij zoals de SS en HSM gebruikte. De biezen, afzetranden enz. bleven gelijk zoals ze verder bij de SS al waren maar nu zonder de dunne sierlijnen. Ook werden de deksel van de tenderaspotten voortaan zwart geschilderd.

 

Normale prijs €195,00
Normale prijs Aanbiedingsprijs €195,00
Aanbieding Uitverkocht

Let op, uitloopmodel. Slechts enkele exemplaren in NS uitvoering nog beschikbaar!

Met deze ombouwset kunt u het Roco model van de BR 57 serie ombouwen naar een NS 4500 locomotief. Alle benodigde onderdelen worden meegeleverd (de Roco loc niet!).
Het model krijgt daarbij een nieuwe opbouw uit kunststof voor de loc en tender en een nieuw binnenwerk voor de aangedreven tender. Beide tender types zijn leverbaar (NBDS / SS versie met vierassige tender is uitverkocht). 
De onderdelen van de bestaande aandrijving worden hergebruikt in een nieuwe meegeleverde tandwielkast. Grotere wielen voor de tender en een extra loopwiel zijn ook meegeleverd.

De ombouw is geen bijzonder moeilijke ingreep maar vereist wel nauwkeurig bouwen en oog voor detail. Daarmee is dit model geschikt voor modelbouwers met redelijke ervaring, bijvoorbeeld de bouw van enkele rijtuigen of goederenwagens uit ons programma.

Handleiding NS 4500 deel 1, zwartwit tekst"
Handleiding NS 4500 deel 2, kleurenafdruk"
Handleiding NS 4500 deel 3, aanzichten"
Handleiding NS 4500 deel 4, bouw vierassige tender

Meer informatie over het origineel en de bouwset vind u verder naar beneden.

Inhoud bouwset:

De bouwset bestaat uit een kunststof kap, dom, schoorsteen, pomp, tender, veiligheid, buffers, krikken enz. Verder zijn veel onderdelen in messing bijgeleverd zoals losse handrailhouders, lantaarnijzers, lantaarns, ketelappendages enz. Een deel van de handgrepen is ter vereenvoudiging van de bouw als etsdeel bijgesloten maar er zijn ook voldoende losse handgreep houders verpakt om alle handgrepen hiermee op te bouwen.
Voor de opschriften word de belijning compleet als transfers bijgeleverd samen met verschillende messing nummerplaten.

Te gebruiken Roco donorloc:

Het maakt voor de ombouw niet uit welke versie van de BR 57 u gebruikt mits dit het Roco model is. De kit is uitdrukkelijk niet geschikt voor andere modellen of fabrikanten!

Er zijn door Roco enkele versies geleverd met een geheel zwart frame en zwarte wielen. Die zijn voor de NS versie wel wat makkelijker omdat dan de wielen niet alsnog zwart geschilderd moeten worden. De oudere en nieuwere uitvoeringen verschillen technisch in de constructie van de tenderaandrijving maar dat maakt voor de bouw niet uit, de kit is voor beide versies geschikt.

Digitaalgebruik:

Het model is net als de Roco loc, niet standaard voorbereid voor digitaal gebruik met een NEM stekker. De binnenzijde van de ketel is hol uitgevoerd zodat hier ruimte is voor inbouw van een decoder. De loc zelf is voorzien van stroomafnemers die via een stroomvoerende koppeling naar de tender wordt gevoerd. Daardoor kan de decoder eenvoudig tussen de stroomafnemers en de aansluitdraden van de tenderkoppeling worden aangesloten.

Aanvullende optie, Mabuchi motor:

Naar wens kunt u bij de ombouw ervoor kiezen de Roco motor te vervangen door een sterkere Masima of andere motor. We hebben een geschikte Mabuchi motor met wormwiel beschikbaar. Het belangrijkste voordeel is ruimtewinst voor extra gewicht of een decoder in de tender.
Als u de bouwbeschrijving opent (zie bovenaan deze pagina) dan vind u daarop alle informatie en mogelijkheden.

Geschiedenis serie NS 4501-4504:

Deze locs waren bij aanschaf door de N.B.D.S. (Noord Brabant Duitsche Spoorweg maatschappij) de grootse goederenlocomotieven van Nederland. De N.B.D.S. kocht de locs voor het rijden van de steeds zwaarder wordende kolentreinen vanuit het Ruhrgebied. De Nederlandse kolenindustrie stelde in die tijd nog maar weinig voor, bijna alle kolen werden geïmporteerd uit Duitsland. De onderbouw was van Duits standaard ontwerp zoals toegepast op o.a. de Pruisische serie G-08. De bovenbouw, met name de ketel, was zoveel mogelijk gelijk aan die van de N.B.D.S. sneltrein machines serie NS 3500 "Blauwe Brabanders". Net als die locs werden ook deze machines in het blauw afgeleverd. Helaas brak kort na bestellen de Eerste Wereldoorlog uit zodat de aflevering flink werd vertraagd. Uiteindelijk kwam pas na 3 jaar (einde 1917) de eerste loc naar Nederland, kort daarop gevolgd door de tweede. De locomotieven konden direct aan de slag, door de oorlog waren de leveringen van kolen erg wisselend en soms kwamen er dusdanig veel wagens tegelijk de grens over dat alle opstelsporen langs te lijn en te Boxtel (overgave punt aan SS) vol liepen...

De laatste twee locs kwamen pas in 1920 in dienst toen de N.B.D.S. al was overgenomen door de SS. De locs werden direct in het SS appelgroen afgeleverd. Ook de andere twee locs werden vrijwel direct na de fusie overgeschilderd in SS huisstijl. Bij zowel de SS als later NS werden de locomotieven in eerste instantie ingedeeld voor dezelfde taak, het rijden van kolentreinen. Dit keer echter vanuit Limburg waar, na te merken hoe afhankelijk Nederland was van het buitenland, door de staat een groot aantal eigen kolenmijnen was geopend. NS liet in 1923 een vergelijkbaar type locomotief bouwen, de NS serie 4600 zodat ze niet langer uitsluitend kolentreinen reden. In 1924 werden de vierassige tenders geruild met de drieassige tenders van de NS 3500 ("Blauwe Brabanders").

Samen met de NS 4600-en werden ze in de loop der jaren verspreid over het land ingezet voor het rijden van zware goederentreinen. Ze waren meestal gestationeerd te Amsterdam en in diverse depots in het zuiden van het land maar soms voor enkele jaren ook te Zutphen, Nijmegen Utrecht of Roosendaal. In de oorlog waren een aantal locomotieven in Arnhem gestationeerd voor diensten in Duitsland.
Na 1945 bleken de NS 4502 en 4504 te beschadigd voor herstel. Twee jaar later zijn ze uiteindelijk afgevoerd. De twee overgebleven locomotieven werden nog wel ingezet maar door de grote instroom van buitenlandse locs waren ze als kleine deelserie al snel overbodig. Alle machines zijn eind 1945 vernummerd in NS 4251-4254 om plaats te maken voor de nieuwe Engelse War Department locs serie NS 4400-4500.

Kleurstelling - uitvoeringen:

De locomotieven hebben hebben 4 verschillende kleurstellingen gehad, voor een complete beschrijving zie verderop op deze pagina. In het kort kunt u het model in de volgende uitvoeringen opbouwen:

  • NBDS 1917-1919 Blauw geschilderd met goud-rode opschriften en diverse rood-witte biezen
  • SS 1919-1924 Appelgroen met roodbruin frame en wielen, zwart-witte biezen
  • NS 1925-1931 Grasgroen met zwarte onderzijde
  • NS 1931-1949 Standgroen (donkergroen) met zwarte onderzijde

De grasgroene NS kleurstelling kan nog tot minimaal 5 jaar na de genoemde periode zijn voorgekomen aangezien locomotieven eens per 6 jaar volledig overgeschilderd werden, uitgezonderd bij tussentijds groot werkplaatsbezoek.

Aangezien niet 100% zeker is wanneer de nieuwe NS locomotievenkleur in 1924 is ingevoerd kan het zijn dat de locs ondanks de tenderwisseling de SS kleurstelling hebben behouden. De NS 3500 hadden immers een gelijke kleurstelling op dat moment. Zo kan een "SS groene" NS 4500 met drieassige tender nog enkele jaren dienst hebben gedaan tot de eerstvolgende schilderbeurt.

Kleurstelling voor de NBDS versie (1917-1919)
De locomotieven die bij NBDS "donker marineblauw" werden geschilderd kregen alle een gelijk schilderpatroon, gebaseerd op dat van de NS serie 3500 "Blauwe Brabanders":
Blauw:
De hele bovenbouw inclusief dom. Het frame met wielen, cilinderbeplating, zijrand van de voetplaat, opstaptreden enz. met uitzondering van de hieronder genoemde delen.
Zwart:
Rookkast met schoorsteen (behalve de kroon), voetplaat, achterzijde vuurkist, trekker en veer van de veiligheid , bladveren aan de onderzijde van de loc, bufferbalken tussen loc en tender, deurtjes tussen loc en tender, wielbanden, buffers (behalve de voorzijde), voorzijde en binnenzijde van de tender, alle ijzeren pijpen, dak aan de bovenzijde, opstaptreden (ziet de verticale delen, alleen de trede zelf waar men op gaat staan), trek- en remwerk, lantaarnijzers, alle niet bewerkte en verder benoemde delen, lantaarns (behalve de rand aan de voorzijde en de ontluchter aan de bovenzijde), leuningen, gereedschapkist op de tender, de bovenste rand van de tender, diverse brede biezen.
Rood :
De bufferbalken, de "groef" in de koppelstangen, binnenzijde machinistenhuis, spoorstaaf ruimers, grond van de nummerplaten. Mogelijk waren ook de wielen rood*.
Staal
Blank gepolijst staal werden o.a. de koppelstangen en drijfwerk, handgrepen van het machinistenhuis en tender, handrail op de ketel en aan de voorzijde op de rookkast, bufferschijven, stalen delen in het machinistenhuis, cilinderdeksels en pennen aan de voorzijde.
Messing:
Blank gepolijst en gepoetst messing werden de letters en randen van de fabrieks- en of nummerschilden, bekleding van de veiligheid (pijpjes, niet de voet), brede buitenrand van de lantaarns, ontluchter op de lantaarns, handwiel van de rookkast sluiting, injecteurs, fluit, tenderbel, deksels van de tenderaspotten, diverse leidingen.
Koper:
De rand van de beglazing in de lantaarns, leidingen van de injecteurs, schoorsteenkroon, deksels van de tenderaspotten.
Hout:
De (eiken) houten schuifruiten in de zijwand van het machinistenhuis werden in “natuurkleur gelakt”.

Kleuren van de biezen bij de NBDS:
Randen:
Diverse randen zijn zwart geschilderd met het ook op kans op schede (afspringen van verf) bij gebruik. Met zwart kunnen deze veel voorkomende schades onopvallend worden bijgewerkt.
De buitenranden van de zij- en achterwanden van de tender en de voor- en zijwanden van het machinistenhuis ca 40mm breed. Daarlangs is een zeer smalle rode bies ter breedte van 5 a 10mm aangebracht.
De buitenranden van de opstaptreden en de randen van de cilinderbekleding zijn ook zwart geschilderd, nu slechts ca 25mm breed en ook voorzien van dunne rode bies.
De bufferbalk is rondom ook van een ca 25mm brede zwarte rand voorzien maar nu met een lichtgele bies.

Het blauw werd indertijd ook wel benoemd als “Calledonian Blue”. De letters N.B.D.S. op de tenders en het nummer achterop de loc werden goud met vermiljoen rode schaduwranden. Het nummer op de voorbufferbalk werd in goud met witte schaduwrand geschilderd.
De randen van de tender zij- en achterwand en de zij- en achterkant van het machinistenhuis waren voorzien van zwarte banden met rode lijnen waardoor “panelen” ontstonden. Binnen deze panelen werden op enige afstand twee biezen aangebracht. Als eerste een bredere witte bies en op enige afstand een dunne rode lijn. Deze extra sierlijnen vervielen rond 1917, waarschijnlijk uit kostenbesparing. Op de fabrieksfoto van de in 1917 geleverde loc NBDS 118 zijn de dunnen rode en witte bies niet aanwezig. Ook op een foto van NBDS loc 35 in 1918 te Utrecht zijn de biezen niet langer aanwezig. Alleen de dikkere zwarte afzetbanden bleven gehandhaafd. Waarschijnlijk hebben beide aan de NBDS geleverde locs nog net wel de dunnen biezen gehad aangezien de bestelling al van voor 1917 open stond.

* Opmerking:
Over de kleur van de wielen van de NBDS machines is wel enige onduidelijkheid ontstaan naar aanleiding van o.a. fabrieksfoto’s van Hohenzollern A.G. die de laatste twee “Blauwe Brabanders” en de zware goederentrein locs 118 en 119 bouwde. Hierop lijkt er een duidelijk contrast te zijn tussen de wielen en de rest van de blauwe machine. Dit kan erop duiden dat de wielen bij deze laatste exemplaren een andere kleur hadden, mogelijk rood zoals in Duitsland gebruikelijk was. Op de fabrieksfoto’s van Beyer & Peacock die de rest van de serie had gebouwd is dit verschil niet te zien.

Kleurstelling voor de Staatsspoorversie (1919-1924)
De locomotieven serie 4500 werden volgens het laatste schilderschema voorzien van biezen en kregen een grasgroen kleur met roodbruine onderzijde. Pas in 1924 is een nieuwe kleur voor de NS locs ingevoerd en in 1925 is pas begonnen met het daadwerkelijk overschilderen.

Appelgroen:
De hele bovenbouw met uitzondering van de hieronder genoemde delen.
Roodbruin:
Alles onder de voetplaat tenzij anders benoemd, zijrand van de voetplaat. Alle frame- en wielspaak randen waren met een dunne rode bies afgezet (in model te dun om aan te brengen, ca 8mm in werkelijkheid). De "groef" in de koppelstangen werd waarschijnlijk roodbruin als de rest van het frame.
Zwart:
Rookkast met schoorsteen (behalve de kroon), voetplaat, achterzijde vuurkist, trekker en veer van de veiligheid , bladveren aan de onderzijde van de loc, bufferbalken tussen loc en tender, deurtjes tussen loc en tender, wielbanden, buffers (behalve de voorzijde), voorzijde en binnenzijde van de tender, alle ijzeren pijpen, dak aan de bovenzijde, opstaptreden (ziet de verticale delen, alleen de trede zelf waar men op gaat staan), trek- en remwerk, lantaarnijzers, alle niet bewerkte en verder benoemde delen, lantaarns (behalve de rand aan de voorzijde en de ontluchter aan de bovenzijde), leuningen, gereedschapkist op de tender, de bovenste rand van de tender, diverse brede biezen.
Rood:
De bufferbalken, binnenframeplaten met tussensteunen voor binnenliggend drijfwerk, binnenzijde van het machinistenhuis behalve de spatborden (zwart), inkleuring van de bronzen nummerplaten.
Staal:
Blank gepolijst staal werden o.a. de koppelstangen en drijfwerk, handgrepen van het machinistenhuis en tender, handrail op de ketel en aan de voorzijde op de rookkast, bufferschijven, stalen delen in het machinistenhuis, cilinderdeksels en pennen aan de voorzijde.
Messing:
Blank gepolijst en gepoetst messing werden de letters en randen van de fabrieks- en of nummerschilden, bekleding van de veiligheid (pijpjes, niet de voet), brede buitenrand van de lantaarns, ontluchter op de lantaarns, handwiel van de rookkast sluiting, injecteurs, fluit, tenderbel, deksels van de tenderaspotten, diverse leidingen.
Koper:
De rand van de beglazing in de lantaarns, leidingen van de injecteurs, schoorsteenkroon.
Hout:
De (eiken) houten schuifruiten in de zijwand van het machinistenhuis werden in “natuurkleur gelakt”.

Biezen bij de Staatsspoorwegen:
De biezen van de SS locomotieven waren zwart, afgezet aan beide zijdes met een lichtgele rand (tot 1899 aan 1 zijde aangebracht als "schaduw" bies). De in model voorkomende rode kleur voor de dunne afzetbanden is in de praktijk niet voorgekomen, mogelijk door verwarring met de afzetlijnen van het zwart op de randen. Wel lijken de ketelbanden soms niet voorzien van afzetlijnen, zeker in de periode na 1910.

Kleurstelling voor de NS versie (1925-1957)
Grasgroen: 1925-1936
Pas in 1924 is een nieuwe kleur voor de NS locs ingevoerd en in 1925 is pas begonnen met het daadwerkelijk overschilderen. Die wordt benoemd als “grasgroen” of “lichtgroen”, in 1925 in een verslag verwoord als “groen, de nieuwe kleur voor locomotieven”. Deze kleur bleek nog aanwezig achter de nummerplaten van de NS 2100 en komt redelijk overeen met RAL 6010.

Standgroen 1931-1957
In een overleg op 8 juni 1931 tussen de Chefs van de werkplaatsen uit 1931 wordt het volgende opgemerkt:
“Chmw. deelt mede, dat hem door Da. verzocht is, de lichtgroene kleur der locomotieven te vervangen door een donkerdere kleur. Aangezien hiertegen geen bezwaar blijkt te bestaan, beslist Chef materieel en werkplaatsen dat de locomotieven voortaan moeten worden geschilderd in de groene kleur der rijtuigen.”
Vanaf dat moment worden de rijtuigen en locs alle in dezelfde donkergroene kleur geschilderd, beter bekend als "standgroen", genoemd naar het soort verf op basis van standolie en niet omdat het een "standaard" verfkleur is...
In de praktijk duurt het veelal minimaal 5 jaar voordat een stoomloc een complete schilderbeurt kreeg dus tot minimaal 1936 hebben er nog grasgroene locomotieven gereden.

Rond 1950 is de groene kleur nogmaals gewijzigd in een wat hardere kleur die we ook nu nog kennen van veel museum materieel. Slechts een klein aantal museale rijtuigen zijn in het oorspronkelijke standgroen (soort donker olijfgroen) geschilderd zoals het "ovalen ramer" rijtuig bij de Stoomtrein Goes-Borsele. De stoomlocomotieven hebben tot het einde deze oude kleur groen behouden.

Het schilderschema werd bij NS vereenvoudigd door de frames en wielen voortaan geheel zwart te schilderen in plaats van roodbruin bij zoals de SS en HSM gebruikte. De biezen, afzetranden enz. bleven gelijk zoals ze verder bij de SS al waren maar nu zonder de dunne sierlijnen. Ook werden de deksel van de tenderaspotten voortaan zwart geschilderd.

 

Alle details bekijken